De dag dat Maartje van den Broek geboren werd, regende het pijpenstelen En het had de week ervoor ook al geregend en de week erna nog steeds. Zo kwam Maartje aan haar naam. Als de Grootmensen vroegen: “Wanneer ben je geboren, Maartje?” gaven ze zelf meteen antwoord: “Oh ja, toen was het maart en het regende pijpenstelen”.
Grootmensen deden dat wel vaker: van die vragen stellen waar het antwoord al in zit. Bestaat God? vroegen ze dan. En als Maartje er dan even goed voor wilde gaan zitten om uit te leggen dat God bestaat zo lang mensen in Hem geloven, dan gingen de Grootmensen met deftige gezichten vertellen dat Hij Bestaat en wel omdat het de Bijbel dat zegt. En als ze zo praatten hoorde je de hoofdletters.
Als de Grootmensen vroegen: bestaat God? dan begon Maartje hardop te denken. Dan zei zij bijvoorbeeld: als niemand in Hem gelooft, heeft God geen middelen van bestaan, dus moet Hij wel werkloos zijn. En daarom geven gelovigen Hem maar een uitkering, teveel om niet dood te gaan, te weinig om van te leven. Of Maartje bedacht dat God net zo goed een ‘zij’ kan zijn. Of ze vroeg zich af of haar leven er anders uit zou zien, als God niet bestond.
Maar wanneer Maartje van den Broek zulke gedachten uitsprak, riepen de Grootmensen meteen: zo mag je niet praten, Maartje, dat is spotten. En dan zeiden ze ook nog: je moet niet alsmaar van die vragen stellen, Maartje, en steeds alles belachelijk maken. Ga het maar aan de Uitgewijde vragen, onze voorganger.En Maartje begreep dat je van vragen wijs wordt, maar dat het van de antwoorden afhangt hóe wijs. En Maartje besloot haar gedachten voorlopig alleen maar te denken en er verder met niemand over te praten.
zaterdag 2 augustus 2008
maartje
Labels:
Moraal
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten