Naar aanleiding van Spreuken 6:6 (“Ga naar de mieren, luiaard, kijk hoe ze werken en word wijs.”) schreef ik ooit deze tweespraak. Om allerlei redenen (waar haal je bijv. zoveel borden vandaan?) werd deze tekst nooit gepubliceerd. Maak het geheel zelf af.
Twee personen aan de afwas.
[PERS.1: wast en droogt zorgvuldig borden af.]
[pers.2: gooit ze daarna aandachtig kapot.]
P1: Het leven van de bosmier kenmerkt zich door een niet aflatende werklust.
p2: Het is niet de werklust maar meer het gebrek aan rust, dat opvalt.
P1: Geniet de mier van zijn werken?
p2: De mier doet wat hij doet.
P1: De mier kan niet anders.
p2: Dat maakt de mier tot wat hij is.
P1: Werkt de mier niet, dan gaat hij dood.
p2: En als hij dood is, kan hij niet werken.
P1 Ben je dood, als je niet werkt?
p2 Ga je dood van werken?
P1 Als je werk je leven is, dan niet.
p2 Behalve als je werkloos wordt.
P1 Is er een vacaturebank voor mieren?
p2 Wat kan een mier nog meer dan werken?
P1 De mier doet wat hij doet
p2 De mier kan niet anders .
P1 De mier plant zich voort.
p2 Daarvoor werkt hij.
P1 Tot de dood er op volgt.
p2 Na hem is er leven.
P1 Zoals er vóór hem leven was.
p2 En werk.
P1 Het leven is werken voor de mier.
p2 En omgekeerd.
P1 Omgekeerd leven?
p2 Omgekeerd leven is sterven.
P1 Zonder werk geen leven. Voor de mier.
p2 De beul zijn werk is de dood.
P1 Hij leeft van de dood.
p2 En dood doet leven.
P1 Behalve als hij arbeidsongeschikt wordt.
p2 Hoe ziet het arbeidsreïntegratietraject van een beul eruit?
P1 Klein beginnen; het kapot trappen van een mierennest.
p2 Dan konijntjes en kuikentjes.
P1 En vervolgens het grotere werk: varkens vergassen.
p2 Tot slot zijn reïntegratiecoach.
P1 Of de consulent van Randstad.
p2 Mieren kennen geen uitzendbureaux.
P1 Zij werken continu.
p2 Geen vakanties, verlofdagen of vrije uren.
P1 Laat je niks wijsmaken; mieren moeten toch slapen.
p2 Anders houden ze het niet vol.
P1 Slapen is een soort dood.
p2 Van de doden niets dan goeds.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten