Een paar jaar terug was ik met een gezelschap op een soort bedevaart. In Umbrië [dat ligt in Italië, boven Toscane]. Langs plekken waar H. Fransiscus leefde en preekte. Op een avond zaten we samen met mensen op het pleintje van een bergdorpje te genieten van de wijn en de mooie zomeravond. En we hadden het over Fransiscus, de kerk en het geloof. En toen zei één van de mannen, die horen bij de aankleding van zo'n dorpsplein: ‘Sono cattolico, ma no fanatico’. Ik ben katholiek, maar niet fanatiek.
IJverzucht is een ziekte, zoals drankzucht. Jezus was allesbehalve een fanaticus en zeker niet bereid het leven van andere mensen aan zijn zending ondergeschikt te maken. In hoofdstuk 9 van het Evangelie volgens Lucas, over de radicale inzet die hij van zijn volgelingen vraagt, lezen we hoe Jezus de twee ‘zonen van de donder’—Jakobus en Johannes—op hun nummer zet. Hij verbiedt deze donderstenen om vuur uit de hemel af te roepen over de Samaritanen, omdat ze Jezus en zijn gezelschap niet willen ontvangen. Hij wijst ze streng terecht. Hetzelfde woord dat gebruikt wordt als Jezus kwade geesten uitdrijft.
Gedreven mensen kunnen zich zo totaal laten inpalmen door wat hen drijft dat ze blind worden voor al de rest. Ze zijn zodanig doordrongen van de waarheid die ze willen dienen, dat ze geen meningen en gedragingen tolereren die met hun waarheid niet overeenstemmen.
Onwaarheid—volgens hun definitie—zullen ze dan niet bestrijden door ertegen te argumenteren, maar door die uit te roeien. Dat zijn, in de echte zin van het woord, fanatieke gelovigen. Als ze moeten kiezen tussen Jezus of de waarheid, kiezen ze voor de waarheid. Ze zijn bereid hun leven te geven voor die waarheid, maar ze zullen ook niet aarzelen om er desnoods het leven van anderen aan op te offeren. Het zijn mensen die er niet voor terugschrikken over lijken gaan, letterlijk of figuurlijk. Maar geloof kan het waard zijn om voor te sterven, niet om er voor te moorden.
Wat ik zo mooi vind van de roeping door Jezus van de eerste leerlingen, dat hij vraagt van vissers om visser te worden. Jezus betrekt gewone mensen in het werk voor het Koninkrijk.
Vissers worden visser.
Met hun gaven en talenten, mogelijkheden en bezwaren worden ze door Jezus ingezet in de verbreiding van het Koninkrijk van recht, vrede, heelheid. Jezus vraagt niet naar fanatici, maar gewoon mensen met hun geloof en ongeloof, hun dagelijkse dingetjes, hun baan, hun hobby’s, hun gezin, familie, kennissenkring, hun mogelijkheden en beperkingen. Met welke van mijn kwaliteiten laat ik me inschakelen?
“Wees altijd bereid verantwoording af te leggen van de hoop die in u is” (1 Petrus 3:13-22). Petrus gaat er van uit, dat zijn lezers zo’n manier van leven hebben, dat het opvalt. Dat het anders is dan anderen. En dan gaat het dus niet over een riem met explosieven, burka of lange rokken en kniekousen. En dan zegt Petrus: zorg ervoor dat je kunt uitleggen waarom, vanuit welk geloof je leeft, zoals je leeft.
Hoe vaak word ik aangesproken op wat ik zeg, doe en denk? Wanneer zijn mensen nieuwsgierig naar mijn levensstijl, als christen? Wat is er zo bijzonder en anders aan? En wat heb ik dan te vertellen? Dat is de vraag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten