zondag 29 juni 2008

sportief

Professor Doctor Peter Sloterdijk is Duitser (ondanks de naam) en filosoof. Als je die uitnodigt, ter gelegenheid van het EK voetjebal (dat zich daar onlangs schijnt te hebben afgespeeld), om wat te zeggen op een symposium te Zürich (‘Voetbal – Brood & Spelen’) dan krijg je wat.

Zwitsers; kunnen niet gewoon een spelletje doen, die gaan nadenken over het waarom en waartoe. Prachtig!

Wat hij te berde bracht – in een blijkbaar geïmproviseerd betoog (kun je nagaan wat je had gekregen als hij zich had voorbereid) – is getranscribeerd door de Neue Zürcher Zeitung en Trouw, respectievelijk 14 juni en 21 juni ‘08 (ik loop weer achter in mijn lezen; er liggen ook nog drie Groene Amsterdammers) en terug te lezen op beider webplekken.

En wat hij te zeggen had! De man verdient eeuwige roem, lauwerkransen, een lintje. Thank God for philosophers! En vertalers als Hans Driessen. Zie maar wat Sloterdijk zei en wat Driessen ervan maakt:

Spielen mit dem, was mit uns spielt: über die physischen und metaphysischen Wurzeln des Sports zwischen griechischem Stadion und römischer Arena

Ich werde gleich in medias res gehen, was bei einer philosophischen Herleitung eines solchen Themas wie «Fussball – Brot und Spiele» nichts anderes bedeuten kann, als zu zeigen, von wo man das Thema weit herholen möchte – Philosophie ist ja die Kunst des «Weit-Herholens der Dinge». Den Sport weit herholen heisst für Europäer nichts anderes, als in unsere eigene Antike zurückzublicken, und zwar in ihrer Doppelgesichtigkeit als einer griechischen und einer römischen. Um meine These im Voraus zusammenzufassen: Wir haben im Sportgeschehen des 20. Jahrhunderts eine doppelte Renaissance erlebt – auf der einen Seite eine griechische Renaissance, die im Zeichen des Stadions steht, auf der anderen Seite eine Renaissance römischen Typs, im Zeichen der Arena. Der Generaltrend in der Sportkultur des 20. Jahrhunderts verrät den zunehmenden Sieg des Arena-Prinzips über das Stadion-Prinzip – was zugleich etwas aussagt über die Grundtendenz der Massenkultur im 20. Jahrhundert.

Liggen of staan, dat is de kwestie

Ik zal meteen met de deur in huis vallen, wat bij een filosofische analyse van een onderwerp als ’voetbal – brood en spelen’ niets anders kan betekenen dan te laten zien hoe ver men het onderwerp wil zoeken – filosofie is immers de kunst van het ‘ver zoeken van de dingen’. De sport ver zoeken wil voor Europeanen niets anders zeggen dan terugblikken op onze eigen Oudheid, en wel in haar dubbele gedaante, de Griekse en de Romeinse.

Om mijn stelling maar meteen samen te vatten: we hebben in de geschiedenis van de sport in de twintigste eeuw een dubbele renaissance meegemaakt: enerzijds een Griekse renaissance, die in het teken van het stadion staat, anderzijds een renaissance van Romeinse snit, in het teken van de arena. De algemene tendens in de sportcultuur van de twintigste eeuw laat een steeds duidelijker overwinning zien van het arena-principe op het stadion-principe – wat tegelijkertijd iets zegt over de fundamentele strekking van de massacultuur in de twintigste eeuw.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten