Op de jongerenvormingscentra van weleer was er altijd wel de opdracht tijdens een weekend “Oriëntatie op de samenleving”, onder leiding van een invoelende sociaal-kultureel werker (m/v): hoe ziet jouw ‘in memoriam’ eruit.
Sociaal-kultureel werk bestaat niet meer; het heet nu Cultureel Maatschappelijke Vorming en het jongerenvormingscentrum is de Glen Mills School geworden.
Zo’n in memoriam schrijven dwong je om na te denken over je leven, je dromen, je idealen, je strevingen—hoe stel je je de rest van je leven voor, hoe wil je herinnerd worden, wat wil je gepresteerd hebben qua werk en levensinrichting, wat is je nalatenschap.
Mijn naschrift bij het troosteloze leven van B. zette me aan het denken.
Want ik stelde gisteren wel heel parmantig dat niemand een traan zal laten om B.’s dood, maar wie ben ik eigenlijk om dat te zeggen.
Wanneer kun je spreken van een ‘geslaagd’ bestaan? Wat zijn de normen (eindtermen) van een goed geleefd leven? En wie bepaalt die?
Een christen kan de meetlat van Jezus (“God en de naaste liefhebben als jezelf”) naast zijn leven leggen. De ongelovige heeft de imperativ van Kant: “Behandel de ander zoals jij graag behandeld wil worden”.
Mijn eigen leven, bijvoorbeeld, was/is dat de moeite waard? Heb ik iets positiefs bijgedragen? En wat was dat dan wel? En in wiens ogen ‘positief’? Die van mezelf of die van mijn nabije en verre naasten?
Ik kan wel denken dat ik in mijn leven iets beteken(d) (heb) voor anderen, maar ik weet maar al te goed dat ik anderen ook oneindig veel verdriet, extra werk, bloed, zweet & tranen berokkend heb.
Wat zullen mijn nabestaanden over mij zeggen (of piëteitsvol slechts denken) als ze bij mijn kist staan? Áls ze er al staan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten