dinsdag 8 april 2008

vochtig

Ik heb twee hygrometers. De ene is een zgn. ‘haarhygrometer’, gekocht in een speciaalzaak vol thermometers, barometers, weerstations en dus hygrometers. De andere een hebbedingetje, zoals een balpen, waar bedrijven hun naam op zetten vanwege PR en marktpenetratie.

De betaalde meter geeft een 40% luchtvochtigheid aan. Het weggevertje houdt het op 80%.

Ik weet niet wat ik met deze metingen aanmoet. Tachtig procent suggereert dat het water hier tappelings langs de muren druipt. Maar dat is niet zo.

Maar is het met 40% ‘relatieve’ (zoveel weet ik er dan nog wel van) luchtvochtigheid nog wel veilig om in mijn flatje te zijn?

De retorische vraag is onontkoombaar: waarom koop je in hemelsnaam een meetinstrument als je geen flauw benul hebt wát er gemeten wordt en wat je met de meetgegevens hoort te doen?

Goed punt.

Ik ben als niet-techneut gefascineerd door alle techniek. Dat knappe bèta’s zoiets gecompliceerd als een espressoapparaat weten te bedenken en maken, vervult mij met stille bewondering. Idem een computer. Of een stoommachine. Of een aansteker.

Als een soort eerbetoon aan knappe koppen heb ik een hygrometer gekocht. En tik ik regelmatig op het glas, waarbij ik elke keer een beetje verwacht dat de naald verspringt. Maar dat gebeurt nooit en het blijft ± 40% (of 80 dus).

Ik heb bij het Kooninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instituut nagegaan hoe het nu zit met luchtvochtigheid, hoe precies het relatief is en relatief tot wat (bevolkingsdichtheid? leeftijd? BNP?).

Onder het kopje ‘nader verklaard’ vond ik op de netstek van het KNMI deze twee lemma’s over vochtigheid.

Hygrometer

Instrument waarmee de relatieve vochtigheid (uitgedrukt in procenten) wordt gemeten. Meestal is dat een haarhygrometer;een ontvette mensenhaar wordt langer als de relatieve vochtigheid toeneemt. Die lengteverandering wordt overgebracht naar een wijzer, die de vochtigheid aangeeft. maar de vochtigheid wordt ook elektronisch bepaald of met een psychrometer (meet het verschil in temperatuur bij twee thermometers, waarvan de ene vochtig wordt gehouden).

De vochtigheidsmeter is ouder dan de thermometer: de eerste ideeën voor het meten van de vochtigheid werden al in 1452 in Italië uitgewerkt. Het instrument bestond toen uit een spons die aan een balans was opgehangen. Vochtigheidsmeters werden eind zeventiende eeuw populair, toen in de vorm van een weerhuisje, waarin bij (mooi=droog weer) een vrouwtje naar buiten draaide en bij slecht (=vochtig weer) het mannetje. De weerhuisjes, die waarschijnlijk in Zwarte Woud hun oorsprong vonden, zijn tegenwoordig een geliefd souvenir.

Vochtigheid

Dat lucht waterdamp bevat zien we meestal pas als het koud wordt en de ramen beslaan. Koudere lucht kan minder waterdamp bevatten dan warmere en zodra het kouder wordt moet er dus waterdamp uit de lucht verdwijnen. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij een koud raam, waar de lucht sterker afkoelt dan elders in een ruimte. De overtollige waterdamp gaat over in druppeltjes (condens) en het raam beslaat.

Lucht kan slechts een beperkte hoeveelheid vocht bevatten en die hoeveelheid hangt af van de temperatuur. De relatieve vochtigheid geeft aan hoeveel waterdamp de lucht bij de heersende temperatuur bevat, dus hoe vochtig het is. De (relatieve) vochtigheid wordt gemeten met een hygrometer. Een waarde van 100% wijst op een maximale hoeveelheid waterdamp: de lucht is dan verzadigd. Bij een relatieve vochtigheid van 50% bevat de lucht bij de heersende temperatuur de helft van de maximaal mogelijke hoeveelheid waterdamp.

Buitenshuis kan de relatieve vochtigheid enorm variëren, van minder dan 20% tot 100%. Binnen bedraagt de vochtigheidsgraad meestal 60 tot 70%. In een geventileerde ruimte kan de vochtigheid binnenshuis, afhankelijk van de weersomstandigheden en eventuele verwarming, echter enkele tientallen procenten afwijken.

Zowel een te vochtige als te droge atmosfeer wordt bij bepaalde temperaturen als onaangenaam ervaren. Uit de weerberichten bekende begrippen als drukkend, kil, guur en waterkoud hebben te maken met een zeer hoge luchtvochtigheid. Bij ‘schraal’ weer bevat de lucht weinig waterdamp en is de relatieve vochtigheid heel laag.


Interessant. Ik weet nu meer, maar ben niet veel wijzer; de makke van het informatie-tijdperk. Mijn onzekerheid is niet helemaal weggenomen. De vragen blijven. Welke van mijn meters meet nauwkeuriger, de dure gekochte of de gratis gekregen? En is een luchtvochtigheid van 80% schadelijk voor de gezondheid of juist niet. Zweet ik echt zoveel of komt dat relatieve hoge getal door het roken?

Op grond van de KNMI-gegevens neig ik ertoe de goedkope meter meer te vertrouwen – 80% is dichterbij de ‘normale’ 60–70%. Maar die dure dan? Is het nodig dat ik wat vaker douche of een humidor aanschaf om die 40% wat op te krikken of kan ik het ding beter weggooien?

De zorgen van een alfa…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten