dinsdag 30 september 2008

fataal

De Psalmen (in de bijbel) zijn gedichten, maar door een levenslange blootstelling eraan (al dan niet in berijmde vorm) vergeet ik dat nog wel eens. Dan is het mooi dat iemand als Anton Korteweg is gaan stoeien met taal n.a.v. Psalm 139:
Goed, wij samen, toch
Onder en boven, je bent om mij heen; ik in je, je
weet van mij alles. Dat je me omringt, nou ja, me
doordringt, alles weet uit hoofde van jij, alla, maar
dat je daar ook nog op uit bent! Geen
plaats van je is er die, wil hij, niet ziet mij, die
niet in zich heeft mij. Ver weg of dichtbij, in
de kraag pak je me; geen kant kan ik op, in
Den Haag niet en nergens — licht is er niets bij.
Niet raak ik me ergens in kwijt en niet
in de tijd: wat ik ook maar van plan ben, waar
en wanneer, je wist het al lang dat ik toen dat en dat; dat
ik knap in elkaar, heb je wel voor gezorgd.
Enfin, gebonden zijn, gekend, in iemand zijn, erg is het, maar
niet is nog erger misschien. En altijd, hoe dan ook: ik denk
aan je, op de gekste momenten, en nooit
niet eens niet. Het moet wel dat ik van je hou, de
pest heb aan wie de pest aan je heeft. Ken
me dan maar, weet wie ik ben en doe maar.
Anton Korteweg — uit: Nieuwe Psalmen – Parmentier 6 (1995), nr. 4.
Via de ondoorgrondelijke weg van dóórklikken en Google-acties op het interweb (en deze foutmelding Fatal error: Maximum execution time of 30 seconds exceeded in C:\SojoNet\blog\godspolitics\wp-includes\post-template.php on line 82) kwam ik deze herschrijving tegen.
Om uit te knippen, te bewaren in de huis-Bijbel of/en van buiten te leren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten