Wanneer ik weer eens sombere gedachten heb, neerslachtige monologues intérieur voer of/en ten prooi raak van depressieve neerwaartse cirkelredeneringen, dan haal ik een tweepagina strip van D. Goossens voor mijn geestesoog.
Dit is (ongeveer het enige) wat ik over de man (vrouw?) heb weten te googelen (in het Frans) een bijdrage op één of ander bulletinboard:
Béliers, quelle que soit la position des astres je ne vois rien de bon pour vous, pauvres débiles. Au fait, avez-vous des enfants ? Si oui, c'est L'encyclopédie des bébés de D. Goossens qu'il vous faut, ouvrage de référence, insurpassable. Si non, achetez-la tout de même, pour savoir ce que vous manquez ; puis, l'absence de rejetons vous laissant du temps pour lire, ajoutez ses autres albums, Panique au bout du fil ou Le messie est revenu (tout ça chez Fluide glacial) ou encore plein d'autres que je n'ai pas encore eu le temps de savourer. Vous trouverez chez Goossens la plus haute spiritualité jointe à un sens aigu de… de… Je ne trouve pas les mots. Goossens, ça ne se décrit pas, ça se prend dans la gueule.
Zelfs in het Frans heeft de recensent geen woorden om de humor van deze (Franse? Waalse?) stripper te beschrijven. Ik weet verder ook niets over Goossens, of zij man of hij vrouw is, of z/hij nog leeft en of z/hij nog tekent.
Ik bezit twee Nederlandstalige albums van Goossens, uit eind ’70/begin ’80 van de vorige eeuw: De Messias is wedergekeerd (hij woont in Pension Eden) en Het leven van Albert Einstein. Uitgegeven bij Yendor (inmiddels ook ter ziele).
De getekende sketch (uit De Messias…) die mij hardop doet giechelen en waarvan ik de dialogen hier uit m’n hoofd kan typen, is over het jongetje Thomas (“Wat is dat kind dom”) en diens steeds wanhopiger wordende godsdienstleraar. En dan gaat het ongeveer zo:
Catecheet: “Nou, wie weet het antwoord op de tweede vraag: wat is God de Vader?”
Thomas: “Hij is rood meneer.”
C.: Eeeeh nee Thomas, dat is niet helemaal goed, niet helemaal. […] Hij is goed, ik zeg dat hij vol goedheid is voor ons”
T.: O ja! ‘goed’, dat is ook zo. Ik wist wel dat het een kleur was maar ik wist niet meer welke.”
C.: Nee Thomas ‘goed’ is geen kleur. Het is een deugd. Thomas, weet jij wel wat een deugd is, weet jij wat goedheid is?”
T.: “Het is een kleur meneer.”
C.: “WÈÈÈLNNNEEE!!! HET IS GEEN KLEUR!!! DRIEDUBBELE IDIOOT!!!”
En bij die laatste zin laat Goossens een wild meppende leraar zien, terwijl Thomas de zijne afwerend omhoog houdt. Met meesterlijke techniek (want tekenen kan z/hij) weet Goossens deze klaslokaalscène met filmische levensechtheid in zwart-wit op het platte papier te krijgen. Het gaat nog even door (“Begrijp je nu wat goedheid is, Thomas, heb je dat begrepen?” “Ja, meester, ik zal het nooit weer doen.” “Juist wèl. JUIST WÈL!!! Thomas, je moet juist WEL goeddoen, uilskuiken! Wat ìs dat kind dom.”). De getergde leraar weet tenslotte niets anders te doen dan Thomas in de hoek te zetten. einde.
Het universum dat Goossens in de genoemde albums in beeld & tekst tevoorschijn roept is groot en breed in een per onderwerp wisselende en er precies bijpassende tekenstijl, maar vol van krankzinnig leuke humor. Het leven van Albert Einstein (“Ik moet dit met rood onderstrepen, dan springt het eruit”), Hedendaags Drama (“Heb je je kop weer gefotokopieerd, stuk ongeluk. En je loon, waar is m’n geld!”), Kerstverhaal (“Maar dit is toch geen briefje, dit is een drol”), Morton zijn zomaar wat titels in de albums die ik heb.
Jammer dat u de plaatjes er niet bij kunt zien. Ik zie ze wel voor me—ook zonder de albums in m’n hand te hebben—als ik op de fiets zit naar of van mijn werk of ’s avonds in bed. En met verschillende stemmetjes de verhalen als hoorspel in m’n hoofd afdraai. En dan ben ik niet zo treurig meer.