woensdag 31 december 2008

oud/nieuw

Kerkelijk gezien is het nieuwe jaar al begonnen, namelijk op de Eerste Advent (30 november ’08).

Dat in de (grote) protestantse kerken er een dienst is op 31 december is mij dan ook een raadsel.

Oud & Nieuw is in de kerk al herdacht. Op 31 oktober (of de zondag daar in de beurt) zijn de namen genoemd van hen die zijn “gepromoveerd tot eeuwigheid” en de eerste zondag van Advent luidt de nieuwe jaarkring in. En Kerst duurt t/m Driekoningen (6 januari).

Welke kerkeraad zal nu eens een eind maken aan het liturgisch wangedrocht dat Eindejaarsdienst heet? En dan dus ook geen Nieuwjaarswensen na de eerste zondagsdienst in 2009.

De oliebollen mogen blijven, want die zijn het hele (kerkelijke) jaar door lekker.

En ik vind dit alles heus niet omdat het voor mij als koster extra werk oplevert.

maandag 29 december 2008

klaar

Raar.

Ik zit nu klaarwakker en met wijdopen ogen voor m’n personele rekenaar te schrijven voor dit blog. Terwijl ik nu (01.55u) in bed hoor te liggen en te slapen.

Want de wekker staat op 07.30u en ik moet gewoon werken morgen.

De beker warme melk heb ik al een uur geleden gedronken. Maar daarna lag ik te draaien en te woelen. Radio Maria die mij normaal in slaap doet sukkelen irriteert en de Top 2000 op Radio 2 is bij 1651 ofzo.

Er is niets bijzonders waarover ik hoef te piekeren, er staat mij geen Groot Gebeuren te wachten en ik doe niet mee aan de Postcode Loterij, ik heb geen vage pijntjes, rare knobbeltjes of druk op de borst. Ik heb de laatste dagen ook niet iets spannends meegemaakt waardoor er teveel adrenaline in m’n bloed zit.

Dus niks om mij zorgen over te maken.

Maar wel klaarwakker.

Raar.

zaterdag 27 december 2008

spellen

Omdat van m’n tweede mobieltje, een Sony-Ericsson, de aan/uitknop lam was, heb ik onlangs een nieuwe handtelefoon aangeschaft.

M’n allereerste handy was een Ericsson T30s, met een slim klepje om de toetsen te beschermen en waarin je moest praten—zo leek het nog het meest op een gewone PTT-telefoon.

In mijn beleving staat Ericsson synoniem voor mobiel telefoneren en ik was erg gesteld op het enigszins rechthoekige design van hun toestelletjes.

Inmiddels is het dus Sony-Ericsson en kun je met een doorsnee mobieltje internetten, fotograferen, muziek beluisteren, de was drogen, koffie zetten, tv kijken en je oksels ontharen.

Dat wil ik dus allemaal niet. Ik heb een mooie fotocamera, muziek maken doe ik zelf (in m’n hoofd of/en zingend) en tv kijken op zo’n microschermpje lukt me niet zonder leesbril.

Maar een goedkoop toestel waarmee je alleen gebeld kan worden of zelf bellen (en tweemal per jaar een SMS-je versturen) wordt bijna niet meer gemaakt. Ook niet door Sony-Ericsson. En hun mobieltjes lijken steeds meer op die van Nokia.

De Sony-Ericsson J132 ‘Heaven Blue’ kwam nog ’t meest tegemoet aan mijn karige wensen. Hij is mooi mat zilvergrijs en roomwit aan de achterkant (dat zal wel niet lang duren). En er zit een radio-ontvanger (FM) op. Die ik dus niet gebruik, mede omdat de laagste volumestand nog veel te hard klinkt. Als beltoon heb ik een ‘ouderwetse’ telefoonrinkel.

Wat ik er het mooist aan vind, is de zaklantaarnfunctie. Dat betekent dat het schermpje intens wit licht uitstraalt. En die functie heet op dit toestel ‘toorts’. Wat een prachtig oud woord, toorts.

Het gekke is dat het Nederlandstalige menu zo inconsequent is. De J132 heeft het over Verjaardag, Toorts dus, enz., maar ook over Games. Terwijl Spellen toch goed Nederlands is. Waarom heeft de Japanner die menu’s van de ‘Heaven Blue’ moest vertalen wel Toorts in het woordenboek (waarschijnlijk een Koenen van 1950) gevonden, maar Games gewoon laten staan? Of was hij bang dat Spellen als werkwoord wordt gelezen?

donderdag 25 december 2008

Delftsch

Weinig tot geen interpunctie, de ‘u’ als ‘v’ en ‘g’ als ‘ch’ geschreven, fonetische weergave van woorden en ‘y’ en ‘ei’ voor dezelfde klank ‘ij’. Op http://www.bijbelsdigitaal.nl/ kun je de oudste Bijbelvertaling in het Nederlands bekijken, de zgn. Delftse Bijbel, zowel het origineel (1477) als een transcriptie. Zo schreven ze destijds (en misschien spraken ze toen ook zo):

INden beghin sciep god hemel ende aerde. Mer die aerde was onnut ende ydel: ende donckerheden waren op die aensichten des afgronts. Ende goods gheest was ghedraghen bouen den wateren. Ende god seide dat licht moet werden: ende dat licht wort ghemaect Ende god sach dat licht dattet goet wesen zoude: ende hi sceide dat licht van die donckerheden. Ende hi noemde tlicht den dach. ende die donckerheden die nacht. Ende het wort ghemaect tsauonts ende tsmoghens enen dach

En dit is wat de Nieuwe Bijbel Vertaling (KBS/NBG/VBS) ervan maakt:

In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de oervloed, maar Gods geest zweefde over het water. God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht. God zag dat het licht goed was, en hij scheidde het licht van de duisternis; het licht noemde hij dag, de duisternis noemde hij nacht. Het werd avond en het werd morgen. De eerste dag.

Zo ontwikkelt taal zich.

Toch vind ik ‘god zag dat het goed wezen zou’ veel mooier dan ‘God zag dat het goed was’. De laatste omzetting van de originele Hebreeuwse tekst lijkt een afgesloten toestand te beschrijven, een voorbije, verleden tijd; terwijl de Delftse vertaling vooruitkijkt. In 1477 was god nog zonder hoofdletter. ‘De donckerheden’ is ook veel poëtischer dan ‘duister’. Enzovoort.

Ik ben het NBG (en de studenten die het originele Delftse manuscript letter voor letter hebben uitgetypt) dankbaar dat ik dit zomaar bij mij thuis kan nalezen.

NLP

Wanneer ik weer eens sombere gedachten heb, neerslachtige monologues intérieur voer of/en ten prooi raak van depressieve neerwaartse cirkelredeneringen, dan haal ik een tweepagina strip van D. Goossens voor mijn geestesoog.

Dit is (ongeveer het enige) wat ik over de man (vrouw?) heb weten te googelen (in het Frans) een bijdrage op één of ander bulletinboard:

Béliers, quelle que soit la position des astres je ne vois rien de bon pour vous, pauvres débiles. Au fait, avez-vous des enfants ? Si oui, c'est L'encyclopédie des bébés de D. Goossens qu'il vous faut, ouvrage de référence, insurpassable. Si non, achetez-la tout de même, pour savoir ce que vous manquez ; puis, l'absence de rejetons vous laissant du temps pour lire, ajoutez ses autres albums, Panique au bout du fil ou Le messie est revenu (tout ça chez Fluide glacial) ou encore plein d'autres que je n'ai pas encore eu le temps de savourer. Vous trouverez chez Goossens la plus haute spiritualité jointe à un sens aigu de… de… Je ne trouve pas les mots. Goossens, ça ne se décrit pas, ça se prend dans la gueule.

Zelfs in het Frans heeft de recensent geen woorden om de humor van deze (Franse? Waalse?) stripper te beschrijven. Ik weet verder ook niets over Goossens, of zij man of hij vrouw is, of z/hij nog leeft en of z/hij nog tekent.

Ik bezit twee Nederlandstalige albums van Goossens, uit eind ’70/begin ’80 van de vorige eeuw: De Messias is wedergekeerd (hij woont in Pension Eden) en Het leven van Albert Einstein. Uitgegeven bij Yendor (inmiddels ook ter ziele).

De getekende sketch (uit De Messias…) die mij hardop doet giechelen en waarvan ik de dialogen hier uit m’n hoofd kan typen, is over het jongetje Thomas (“Wat is dat kind dom”) en diens steeds wanhopiger wordende godsdienstleraar. En dan gaat het ongeveer zo:

Catecheet: “Nou, wie weet het antwoord op de tweede vraag: wat is God de Vader?”

Thomas: “Hij is rood meneer.”

C.: Eeeeh nee Thomas, dat is niet helemaal goed, niet helemaal. […] Hij is goed, ik zeg dat hij vol goedheid is voor ons”

T.: O ja! ‘goed’, dat is ook zo. Ik wist wel dat het een kleur was maar ik wist niet meer welke.”

C.: Nee Thomas ‘goed’ is geen kleur. Het is een deugd. Thomas, weet jij wel wat een deugd is, weet jij wat goedheid is?”

T.: “Het is een kleur meneer.”

C.: “WÈÈÈLNNNEEE!!! HET IS GEEN KLEUR!!! DRIEDUBBELE IDIOOT!!!”

En bij die laatste zin laat Goossens een wild meppende leraar zien, terwijl Thomas de zijne afwerend omhoog houdt. Met meesterlijke techniek (want tekenen kan z/hij) weet Goossens deze klaslokaalscène met filmische levensechtheid in zwart-wit op het platte papier te krijgen. Het gaat nog even door (“Begrijp je nu wat goedheid is, Thomas, heb je dat begrepen?” “Ja, meester, ik zal het nooit weer doen.” “Juist wèl. JUIST WÈL!!! Thomas, je moet juist WEL goeddoen, uilskuiken! Wat ìs dat kind dom.”). De getergde leraar weet tenslotte niets anders te doen dan Thomas in de hoek te zetten. einde.

Het universum dat Goossens in de genoemde albums in beeld & tekst tevoorschijn roept is groot en breed in een per onderwerp wisselende en er precies bijpassende tekenstijl, maar vol van krankzinnig leuke humor. Het leven van Albert Einstein (“Ik moet dit met rood onderstrepen, dan springt het eruit”), Hedendaags Drama (“Heb je je kop weer gefotokopieerd, stuk ongeluk. En je loon, waar is m’n geld!”), Kerstverhaal (“Maar dit is toch geen briefje, dit is een drol”), Morton zijn zomaar wat titels in de albums die ik heb.

Jammer dat u de plaatjes er niet bij kunt zien. Ik zie ze wel voor me—ook zonder de albums in m’n hand te hebben—als ik op de fiets zit naar of van mijn werk of ’s avonds in bed. En met verschillende stemmetjes de verhalen als hoorspel in m’n hoofd afdraai. En dan ben ik niet zo treurig meer.

maandag 22 december 2008

zogezegd

De man vertoonde bij het ‘schoenincident’ een opvallend snel reactievermogen en lenige ontwijkingtechniek, dat ik bijna denk dat het allemaal in scène gezet was.

Waarom kwam hij verbaal dan zo klungelig uit de hoek, vooral zonder autocue? Bij zijn nakende afscheid nog eens wat citaten van president en fabulant George W. Bush.

Ze komen van het internet—vrijplaats voor complottheorieën, halve en hele onwaarheden, vermoedens, onoordeelkundige meningen, agitprop, roddel en achterklap—dus ik sta niet in voor de juistheid.

  • “The vast majority of our imports come from outside the country.”
  • “If we don’t succeed, we run the risk of failure.”
  • “I believe we are on an irreversible trend toward more freedom and democracy — but that could change.”
  • “Public speaking is very easy.”
  • “Verbosity leads to unclear, inarticulate things.”
  • “I have made good judgments in the past. I have made good judgments in the future.”
  • “People that are really very weird can get into sensitive positions and have a tremendous impact on history.”
  • “I stand by all the misstatements that I’ve made.”
  • “I’m not part of the problem. I am a Republican”
  • “Illegitimacy is something we should talk about in terms of not having it.”
  • “We are ready for any unforeseen event that may or may not occur.”
  • “It isn’t pollution that’s harming the environment. It’s the impurities in our air and water that are doing it.”
  • “We’re all capable of mistakes, but I do not care to enlighten you on the mistakes we may or may not have made.”

zaterdag 20 december 2008

bekeerd

Een persoonlijke bekeringservaring.

Mijn, ook op deze plek beleden, hartgrondige afkeer van Kerstmis met al de smakeloze kitsch, quasi-religieuze en oppervlakkige emoties beroerende Kinderachtigheid, is na lezing van een artikel in Trouw [comfortabeler tot u te nemen via de papieren variant, in een luie stoel met koffie, whisky en pijp binnen handbereik, dus wordt nu abonnee] veranderd in een meer positieve houding.

Net op tijd: morgen is het de Vierde Zondag van Advent.

vrijdag 19 december 2008

interim

Het bestaat. Het is een functie. Je kan het op je visitekaartje zetten. Of onder je handtekening.
Vandaag kreeg ik een brief die namens B&W is ondertekend met J.W.F.. En dan komt het: interim-hoofd samenleving.

I.n.t.e.r.i.m.h.o.o.f.d.s.a.m.e.n.l.e.v.i.n.g.

Dat is J.W.F. dus. Een beetje sneu is dat z/hij interim is. J.W.F. is dan wel samenlevingshoofd, maar in afwachting van een ander (beter?). Doet J.W.F. hoofd samenleving erbij, naast zijn eigenlijke werk als gemeentebode?

Ik weet niet wat je moet hebben gestudeerd of hoe je CV er uit moet zien om in aanmerking te komen voor ‘hoofd samenleving’. Maar het lijkt me een zware taak.

Fijn dat J.W.F. het voorlopig doet, zodat de samenleving (van mijn gemeente) vooralsnog niet stuurloos langs de Vecht dobbert. Van mij krijgt J.W.F. meteen promotie. Met een 13e maand èn eindejaarsuitkering èn bonus èn aandelen ING.
Lang leve J.W.F., hoofd samenleving!

maandag 15 december 2008

ongelovelijk

Vroeger, toen de PTT nog àlle brieven, (prent)briefkaarten en pakketjes & wat dies meer zij bezorgde (en nòg vroegerer zelfs tweemaal per dag), heette het een kettingbrief.
Zo’n brief die je voorspoed, fortuin, gezondheid beloofde als je deze doorstuurde naar twintig adressen. En die onheil over je afriep als je dat niet binnen 2 dagen deed. Je werd in zo’n brief ernstig gewaarschuwd om de “ketting niet te verbreken”.
Daarbij getuigenissen van mensen van meestal Zuid-Amerikaanse, Aziatische of Afrikaanse origine die dankzij het rondzenden van de brief miljonair waren geworden of/en genezen van kanker (èn eksterogen) of/en de baan van hun leven hadden gekregen of/en na jarenlang kinderloos te zijn geweest dankzij de brief nu trotse ouder waren van een drieling.
Nu is er het interweb (en SelektMail en Sandd). En krijg je van (vage) kennissen een email met als bijlage een .pps-diaserie.
Ik heb er vandaag zo-een ontvangen. De inhoud is dezelfde als de duizendmaal gefotokopieerde brief van weleer (compleet met een getuigenis van ene Pedro), maar nu met de wervelende effecten van MachtPunt. Ik heb 96 uur om twintig personen in familie- en kennissenkring deze email te forwarden, anders…
Ik hechtte nooit veel geloof aan dergelijke onzin, en ook deze electronische versie heb ik meteen met shift-delete naar de eeuwige binaire jachtvelden van mijn pc verwezen. (Met de hoop dat niet toch een Trojaans paard er zich genesteld heeft.)
Ik geloof niet in die dingen.
Maar ik geloof wel in (aan) God (de christelijke variant), de Incarnatie, Plaatsvervangend Lijden en Sterven en bovenal Opstanding van Jezus Christus en de Inspiratie van de Heilige Geest.
‘Magisch denken’, net zoals het geloof in een kettingbrief.
Wat is het verschil? Van zo’n brief zeg ik dat het bijgeloof is, maar van God verwacht ik wonderen (waarbij ik Hem toesta gebruik te maken van toeval en het onverhoopte).
Ben ik een huichelaar, door het ene te verwerpen en het andere aan te hangen? Is mijn geloof te klein? Doe ik aan bewustzijnsvernauwing?

zondag 14 december 2008

waterig

Ik ben er uit. Welke rechten, zo vroeg ik ons af, zouden nog toegevoegd horen te worden aan de 30 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens?

Wat mij betreft iets over onbelemmerde toegang tot veilig water of/en gezondheidszorg. Over dat laatste wordt wel iets gezegd in Lid 1 van Artikel 25, maar ik zou er een apart artikel van willen maken.

Wat mij overigens opviel bij de exegese van de Verklaring, is dat deze niet ‘slechts’ rechten kent, maar dat er minstens één ‘verplichting’ in staat. En meteen al in Artikel 1. Lees maar [cursivering van mij]:

Artikel 1
Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.

Dus dat we er maar even aan denken, als we morgen weer in de file staan of onze (zelf)moordriem omgespen.

En over dat ‘geweten’ waarmee we begiftigd zijn (door wat, wie?) schrijft Michel Foucault in Discipline and Punish (1977):

Individuals are judged not according to whether their actions are right or wrong but are ranked according to how they compare to other individuals. Hierarchical observation and normalizing judgment are combined in the ‘examination’, which is the primary tool used to reinforce the former and achieve the latter.

zaterdag 13 december 2008

vrijdag 12 december 2008

sprokkelen

Altijd gevaarlijk om te sprokkelen in de Heilige Schrift, de bijbel. Getuige deze gedragsregels van een discussieforum op het interweb.

Comment Code of Conduct
I will express myself with civility, courtesy, and respect for every member of the Sojourners online community, especially toward those with whom I disagree—even if I feel disrespected by them.
(Romans 12:17-21 — 17 Vergeld geen kwaad met kwaad, maar probeer voor alle mensen het goede te doen. 18 Stel, voorzover het in uw macht ligt, alles in het werk om met alle mensen in vrede te leven. 19 Neem geen wraak, geliefde broeders en zusters, maar laat God uw wreker zijn, want er staat geschreven dat de Heer zegt: ‘Het is aan mij om wraak te nemen, ik zal vergelden.’ 20 Maar ‘als uw vijand honger heeft, geef hem dan te eten, als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken. Dan stapelt u gloeiende kolen op zijn hoofd’. 21 Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede. NBV)
I will express my disagreements with other community members’ ideas without insulting, mocking, or slandering them personally. (Matthew 5:22 — 22 En ik zeg zelfs: ieder die in woede tegen zijn broeder of zuster tekeergaat, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht. Wie tegen hen “Nietsnut!” zegt, zal zich moeten verantwoorden voor het Sanhedrin. NBV)
I will not exaggerate others’ beliefs nor make unfounded prejudicial assumptions based on labels, categories, or stereotypes. I will always extend the benefit of the doubt. (Ephesians 4:29 — 29 Laat geen vuile taal over uw lippen komen, maar alleen goede en waar nodig opbouwende woorden, die goed doen aan wie ze hoort. NBV)

Want dezelfde Paulus zegt in dezelfde brief aan de christelijke gemeente van Efeze (hoofdstuk 4 en 5):

22 Vrouwen, erken het gezag van uw man als dat van de Heer, 23 want een man is het hoofd van zijn vrouw, zoals Christus het hoofd is van de kerk, het lichaam dat hij gered heeft. 24 En zoals de kerk het gezag van Christus erkent, zo moeten vrouwen in ieder opzicht het gezag van hun man erkennen. 25 Mannen, heb uw vrouw lief, zoals Christus de kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft prijsgegeven 26 om haar te heiligen, haar te reinigen met water en woorden 27 en om haar in al haar luister bij zich te nemen, zodat ze zonder vlek of rimpel of iets dergelijks zal zijn, heilig en zuiver. 28 Zo moeten mannen hun vrouw liefhebben, als hun eigen lichaam. Wie zijn vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief. 29 Niemand haat ooit zijn eigen lichaam, integendeel: men voedt en verzorgt het, zoals Christus de kerk, 30 want dat is zijn lichaam en wij zijn de ledematen. 31 ‘Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één lichaam zijn.’ 32 Dit mysterie is groot–en ik betrek het op Christus en de kerk. 33 Maar ook voor elk van u geldt dat ieder zijn vrouw moet liefhebben als zichzelf, en dat een vrouw ontzag moet hebben voor haar man. 1 Kinderen, wees gehoorzaam aan je ouders uit ontzag voor de Heer, want zo hoort het. 2 ‘Toon eerbied voor uw vader en moeder, ‘dat is het eerste gebod waaraan een belofte verbonden is: 3 ‘Dan zal het u goed gaan en zult u lang leven op aarde.’ 4 Vaders, maak uw kinderen niet verbitterd, maar vorm en vermaan hen bij het opvoeden zoals de Heer dat wil. 5 Slaven, gehoorzaam uw aardse meester zoals u Christus gehoorzaamt, met ontzag, respect en oprechtheid; 6 niet met uiterlijk vertoon om bij de mensen in de gunst te komen, maar als slaven van Christus die van harte alles doen wat God wil. 7 Doe uw werk met plezier, alsof het voor de Heer is en niet voor de mensen, 8 want u weet dat allen door de Heer beloond worden voor het goede dat ze doen, zowel slaven als vrije mensen. 9 Meesters, behandel uw slaven op dezelfde manier. Laat dreigementen achterwege, want u weet dat zij en u dezelfde Heer in de hemel hebben, en dat hij geen onderscheid maakt.

UDHR

In 1948 werd de Universal Declaration of Human Rights aangenomen door de assemblee van de Verenigde Naties. Toen schreven ze met vulpen, lazen en maakten boeken, tijdschriften, kranten, hadden geen idee van zoiets als internet, laat staan pc’s. Maar ze schreven wel dit artikel, nummer 19 van de 30. Frappant wat? [Overigens, 30, waarom geen 28 of 41? Waarover zou ik nog een artikel willen toevoegen aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens? Dat is het huiswerk voor deze zater- en zondag].

Everyone has the right to freedom of opinion and expression; this right includes freedom to hold opinions without interference and to seek, receive and impart information and ideas through any media and regardless of frontiers.

woensdag 10 december 2008

toekomstmuziek

Het is weer tijd voor oudejaarsoverzichten. Dan is het wel leuk om te lezen wat men zich op de rand van 1907/1908 voorstelde van wat komen ging, volgens Jim Rasenberger in diens boek America, 1908. Vooral de vooruitziende blik van Hampton’s Magazine is opmerkelijk.

This morning [December 31, 1907], The New York World had published an essay to greet the New Year in which the paper’s editors looked back to the past, then ahead into the future. The title of the piece was simply “1808 – 1908 – 2008.” The World began by noting how far the country had progressed over the previous century. In 1808 […] the country’s population was a mere seven million souls. The federal government was underfunded and ineffectual.
The state of technology—of transportation, communication, medicine, agriculture, manufacturing—was barely more advanced than during the Middle Ages of Europe.
Now, in 1908, with the population of America at almost ninety million, the federal revenue was forty times greater than it had been a century earlier and America was on a par with Britain and Germany as a global power. U.S. citizens enjoyed the highest per-capita income in the world and were blessed with the marvels of railroads and automobiles, telegraph and telephone, electricity and gas. Banks of high-speed elevators zipped through vertical shafts of the tallest buildings on earth. Pneumatic tubes whisked mail between farflung post offices in minutes. Men shaved their whiskers with disposable razor blades and women cleaned their homes with remarkable new devices called vacuums. Couples danced to the Victrola in the comfort of their living rooms and snuggled in dark theaters to watch the flickering images of the Vitagraph. Invisible words volleyed across the oceans between the giant antennas of Marconi’s wireless telegraph, while American engineers cut a fifty-mile canal through the Isthmus of Panama.

From the glories of the present, The World turned to the question of the future: “What will the year 2008 bring us? What marvels of development await the youth of tomorrow?” The U.S. population of 2008 would be 472 million, predicted The World. “We may have gyroscopic trains as broad as houses swinging at 200 miles an hour up steep grades and around dizzying curves. We may have aero planes winging the once unconquerable air. The tides that ebb and flow to waste, may take the place of our spent coal and flash their strength by wire to every point of need. Who can say?”
[…]

Meanwhile, the very air seemed charged—it was, actually—with the possibilities of the infant wireless technology. “When the expectations of wireless experts are realized everyone will have his own pocket telephone and may be called wherever he happens to be,” Hampton’s Magazine daringly predicted in 1908, “The citizen of the wireless age will walk abroad with a receiving apparatus compactly arranged in his hat and tuned to that one of myriad vibrations by which he has chosen to be called… When that invention is perfected, we shall have a new series of daily miracles.”

Copyright © 2007 by Scribner Book Company.

maandag 8 december 2008

duidelijk


Een grafische weergave van de resultaten van een onderzoekje, dat iets duidelijk maakt over het één of ander.

dinsdag 2 december 2008

eerste


Am 1. August 1914 erklärte das Deutsche Reich Rußland den Krieg. Vom Balkon des Berliner Schlosses aus rief Kaiser Wilhelm II. die Deutschen zur Mobilmachung auf. „Mitten im Frieden überfällt uns der Feind. Darum auf zu den Waffen! Jedes Schwanken, jedes Zögern wäre Verrat am Vaterlande“, lauteten die später auf Tonband aufgenommenen Worte. Vor dem Reichstag postulierte der Kaiser: „Ich kenne keine Parteien mehr, ich kenne nur noch Deutsche.“ Selbst die Sozialdemokraten glaubten den Beteuerungen der Reichsregierung, Deutschland führe einen Verteidigungskrieg gegen das verhaßte zaristische Rußland.

Unter diesen Umständen wollten sie ein für alle Mal den Vorwurf, „vaterlandslose Gesellen“ zu sein, abstreifen und sich als Patrioten erweisen. Am 4. August 1914 bewilligte die SPD-Fraktion im Reichstag einstimmig die Kriegskredite. Innerhalb der Sozialdemokratie hatte sich eine Wandlung vollzogen. Die Mehrheit wollte zur staatstragenden Partei werden. Die Verfechter einer linksradikalen, Kaiserdämmung revolutionären Position—wie Rosa Luxemburg und Karl Liebknecht—sahen sich auf einmal in der Minderheit. Der Krieg sollte zum Ursprung einer folgenschweren Spaltung der deutschen Arbeiterbewegung werden.
Anfang August befand sich Deutschland mit den Großmächten Rußland, Frankreich und England im Krieg. Die industrielle Dynamik, mit der die Europäer zu Herrschern der Welt geworden waren, zeigte im Krieg ihre häßliche Fratze. Bis zum Kriegsende starben etwa 6000 Mann täglich, insgesamt fast neun Millionen Soldaten.

Die in der Julikrise aufgetretenen Führungsmängel des Kaisers wurden im Krieg noch offensichtlicher. Er war seiner Rolle als oberster Kriegsherr nicht gewachsen und mußte den Militärs das Kommando überlassen. „Der Generalstab sagt mir gar nichts und fragt mich auch nicht“, beklagte sich der Kaiser, „ich trinke Tee und säge Holz und gehe spazieren, und dann erfahre ich von Zeit zu Zeit, das und das ist gemacht.“

Sein Einfluß sank noch weiter, als Paul von Hindenburg und Erich Ludendorff im August 1916 die Oberste Heeresleitung übernahmen und eine Art Militärdiktatur errichteten. Nur die Fassade des souverän entscheidenden Monarchen wurde aufrechterhalten: Er blieb meist im Großen Hauptquartier, besuchte die Front und verlieh Orden. Von Kampfhandlungen hielt man ihn jedoch fern. Es war der Schein der Macht, der ihn umgab—seine Wirkung auf die Deutschen verel. „Der Kaiser wird mit jedem Tag mehr zum Schatten eines Herrschers“, schrieb die Fürstin Blücher im Juli 1917, „die Leute sprechen ganz offen von einer Abdankung.“

Schon im Oktober 1914 war der Krieg im Westen in einen Stellungskrieg übergegangen, in dem trotz zahlreicher blutiger Offensiven von beiden Seiten die Frontlinien sich bis 1918 nicht wesentlich veränderten. Im Osten dagegen konnte die russische Armee, die in Ost- und Westpreußen zunächst erhebliche Erfolge errungen hatte, von den deutschen Streitkräften unter dem Kommando des aus dem Ruhestand zurückgeholten Generals Paul von Hindenburg niedergekämpft werden.

Unterstützt durch die Russische Revolution von 1917 und die völlige Demoralisierung des russischen Heeres, gelang es den deutschen Truppen, bis zum Kriegsende 1918 weite Teile Rußlands zu besetzen. Dafür befand sich das Deutsche Reich—weil es den uneingeschränkten U-Boot-Krieg erklärt hatte—seit dem 6. April 1917 auch mit den USA im Krieg. Deren frischen Truppen hatten die erschöpften deutschen Verbände an der Westfront nichts entgegenzusetzen.

Doch je länger das Blutvergießen an den Fronten dauerte, desto lauter wurden die Proteste der Untertanen zu Hause. Die Heimatfront war kriegsmüde. Die Bevölkerung litt Hunger, verursacht durch die alliierte Versorgungsblockade. Mehr als 700.000 Menschen starben in den Kriegsjahren 1914 bis 1918 an Hunger oder Mangelerkrankungen. Radikale Sozialisten wie Karl Liebknecht fachten die Demonstrationen und Massenstreiks der Arbeiter an. Seit klar war, daß der Kaiser keinen Verteidigungs-, sondern einen Eroberungskrieg führte, war die SPD gespalten. Doch auch die gemäßigten Sozialdemokraten zusammen mit den anderen Mehrheitsparteien im Reichstag forderten unmißverständlich einen Verständigungsfrieden ohne Annexionen—und demokratische Reformen. Nach einer letzten großen Offensive im März 1918 war das deutsche Heer am Ende.
Ende September empfahl General Ludendorff dem Kaiser, um Waffenstillstand nachzusuchen. Darüber hinaus wurde Wilhelm II. von der Heeresleitung genötigt, am 30. September 1918 ein parlamentarisches Regierungssystem einzuführen—um die Friedensverhandlungen mit den Alliierten zu erleichtern. Der Kaiser von Gottes Gnaden hatte ausgedient. Unversehens fanden sich nun auch die Sozialdemokraten in der Reichsregierung wieder.

Als einen Monat später die Matrosen rebellierten, verlor der Monarch weitgehend den Bezug zur Realität. Obwohl ihn die Reichsregierung zur Abdankung drängte, tönte er noch am 1. November: „Wenn zu Hause der Bolschewismus kommt, stelle ich mich an die Spitze einiger Divisionen, rücke nach Berlin und hänge alle auf, die Verrat üben. Da wollen wir mal sehen, ob die Masse nicht doch zu Kaiser und Reich hält.“ Obwohl ihm seine Offiziere erklärten, daß nicht einmal die Truppen zu ihm stünden, weigerte sich Wilhelm II. bis zuletzt, auf den Thron zu verzichten. Auf Druck der Straße verkündete der neue Kanzler Max von Baden am Mittag des 9. November der Welt eigenmächtig die Abdankung des Kaisers—und übergab den Sozialdemokraten die Regierung.

Der Kaiser wurde nicht mehr gefragt. Am 9. November um 14 Uhr rief der SPD-Abgeordnete Philip Scheidemann vom Fenster über dem Hauptportal des Reichstagsgebäudes die Republik aus. „Der Kaiser hat abgedankt, er und seine Freunde sind verschwunden. Über sie alle hat das Volk auf der ganzen Linie gesiegt. Das Alte und Morsche, die Monarchie ist zusammengebrochen. Es lebe das Neue! Es lebe die deutsche Republik!“

Einen Tag später setzte der Kaiser sich in Richtung Niederlande ab. Es war das Ende der Monarchie in Deutschland—und das Ende von Wilhelms Weltmachtträumen. Er sollte seine Heimat nie wieder sehen. Der deutsche Ex-Kaiser starb am 4. Juni 1941 auf seinem Schloß Doorn im holländischen Exil.

[Aus dem Begleitbuch zur ZDF Sendereihe „Die Deutschen“ aus dem C. Bertelsmann Verlag]