“Erik? Ben jij het echt?”
Met een ongelovige blik loopt Arno op mij toe.
“Hoi, Arno”, zeg ik neutraal, “Hoe is het met je?”
“Goh, dat is lang geleden? Vijftien jaar? Twintig?”
“Ja, zo ongeveer.”
Na twintig jaar sta ik weer op de dijk en kijk over de Waal. Twintig jaar
geleden kwam ik elke zomer hier naar Wamel. Zes weken vrijheid. Spelen in de
uiterwaarden, fietsen in de polder, met de pont naar Tiel, zwemmen in de rivier
hoewel dat eigenlijk niet mocht vanwege de stroming. En altijd samen met Arno.
Arno pakt een stok en een vuilbruine hond zet er meteen z’n tanden in.
“Heb jij een hond, Arno? Maar jij hield toch niet van honden?”
“Nee, dit is Bozo, de hond van m’n zus. Daar pas ik twee weken op. Pak ‘em
Bozo!”
Als de hond is weggeroffeld kijkt Arno mij strak aan.
“Je bent veranderd.”
“Veranderd? Nou ja ik heb al een tijd een bril, maar verder....”
“Erik is een vieroog geworden. Weet je nog hoe we dat altijd riepen naar
Harmke, als ze weer met ons wou spelen?”
”Ja, dat moet heel traumatisch voor haar zijn geweest.”
“Wat een dure woorden. We bedoelden er toch niks mee? Wat doe jij
tegenwoordig?”
“Ik ben psycholoog op het Pædagogisch Instituut.”
“Oh, je hebt dus gestudeerd. Zo, zo.”
“En jij, Arno?”
“Oh, ik ben hier blijven hangen. Ik werk nu bij de Gemeente. Afdeling
grondwerken om precies te zijn. Lekker buitenwerk, hoewel er steeds meer
administratie bij komt. Dat vind ik niet zo leuk.”
“Dan zoek je toch wat anders.”
“Wat anders. Hoezo? Dat gaat niet zo makkelijk.”
“Alles kan, Arno. Je kunt je levensscript elk moment herschrijven”
“Levensscript?”
“Ja, de manier hoe je in het leven staat, je opvattingen, je doelen.”
“Daar weet ik allemaal niet zoveel van. Ik heb het goed hier, voor mij
hoeft er niet zoveel te veranderen”
“Toch hoor ik een stuk onvrede bij je.”
“Stukke onvrede? Ik zei alleen maar dat ik soms teveel burowerk heb.”
De hond staat snuivend voor ons, de stok overdwars in zijn bek. Ik maak
aanstalten om de stok te pakken. De hond begint te grommen.
“Pas op! Niet doen. Bozo is nogal eenkennig. Vreemden moeten niet aan z’n
speelstok komen.”
“Waarschijnlijk verlatingsangst, omdat hij zonder zijn vrouwtje is”, zeg ik
ironisch.
Maar Arno lacht niet. Hij kijkt me nogeens aan.
“Je bent veranderd, Erik.” Er valt een stilte.
“Nou Erik, ik moest maar ‘es verder. Het ga je goed.”
Hij geeft me een hand, de hond begint weer zachtjes te grommen.
Even kijk ik ze na, dan sta ik weer alleen op de dijk en kijk over de Waal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten