Tja, de Tweede Wereldoorlog (1933-'45). Adolf Hitler, Nazi's (bekend om hun pittige marsmuziek en ploertig optreden tegen alles wat niet Nazi was), werkkampen, strafkampen, vernietigingskampen, waar op industriële wijze letterlijk miljoenen Joden, zigeuners, geestelijk gehandicapten en 'andersdenkenden' zijn vermoord of omgekomen. Dit alles met stilzwijgende instemming van de meerderheid van de Duitsers van die tijd.
Het Duitse leger dat in 1940 Nederland binnenvalt en tot '45 bezet. Het Oranjehuis en regering die laten zien waar ze voor staan en zich met de staart tussen de benen uit de voeten maakt naar Engeland en Canada.
De rest van de Nederlanders die blijft en zich vooral bezighoudt met overleven, met lede ogen toeziend hoe Joden (enz.) worden opgebracht en afgevoerd naar kampen (zie boven). Sommige Nederlanders die er aan meedoen, sommigen die in verzet komen (door het drukken en verspreiden van illegale krantjes of door mensen bij zich te laten onderduiken), de meesten die er wat van proberen te maken.
Ik ben gelukkig van 1959 en heb alles van horen zeggen (uit boeken, door documentaires en af en toe van ooggetuigen: ouders, ooms, grootouders).
Eén zo'n ooggetuige vandaag ontmoet. Dit is zijn verhaal.
We schrijven 1942. H. is 'ondergedoken' in Alkmaar. D.w.z. hij verblijft zonder dat de Duitse autoriteiten het weten op een boerderij van een oom. H. ontkomt zo aan verplichte tewerkstelling in Duitsland. H., 18 jaar, ontmoet meisje, 16. Meisje en H. vrijen, meisje raakt in verwachting. Zo gaat dat tijdens een bezetting. Ze moeten trouwen, want zo hoort dat (tijdens een bezetting).
Een kennis van een vriend van de vader van het meisje weet een oplossing. Hij heeft een broodbakkerij in Amsterdam. Met valse papieren kunnen ze 'legaal' trouwen. H. krijgt een (vervalst) formulier waaruit blijkt dat hij 'onontbeerlijk is voor de oorlogsinspanning', d.w.z. hij moet meehelpen in de bakkerij, hoewel het hongerwinter is en er niet veel valt te bakken. Er is geen voedsel, geen brandstof. Als salaris krijgt H. één brood per week. Meisje gaat lopend van Amsterdan naar Friesland om eten. Zij doet er zes dagen over en bij terugkomst wordt de door een ver familielid meegegeven zak van 1,5 kg aardappelen geconfisqueerd door een Duitse soldaat.
Ze krijgen dankzij het formulier woonruimte toegewezen. Het is een bovenwoning, die al twee jaar leegstaat omdat het Joodse gezin dat er oorspronkelijk woonde, al lang is gearresteerd en naar een Pools kamp is getransporteerd (zie boven).
H. vertelt dit verhaal bijna gnuivend. Wat een buitenkans dat hij, zijn vrouw en hun zoontje zo de rest van de bezetting konden doorkomen!
Ik ben helemaal uit het veld geslagen van dit ooggetuigenis.
H. heeft geen woord gezegd over het lot van de Joodse familie. Hij heeft wel aanmerkingen op de staat van de woonruimte: alle koperen leidingen waren er uit gesloopt, de kachels gestolen en er was geen water of licht. Maar hij zei niets van de plunderaars.
Ik besef: dit was dus de reëel bestaande werkelijkheid van de Tweede Wereldoorlog in Nederland van 1940-'45. Een Joods gezin wordt weggevoerd om vergast en verbrand te worden. Klaarblijkelijk heeft niemand van de buren (of wie dan ook) daar iets tegen ondernomen (of kunnen ondernemen). Sterker nog, enkelen van hen hebben het huis leeggeroofd. En een jong gezin kan dankzij dit kraakpand overleven.
Bij welke van deze groepen zou ik gehoord hebben, in 1940-'45? Ik ben geen held, misschien wel gewoon laf. Zou ik het Duitse arrestatieteam hebben tegengehouden als buurman van het Joodse gezin? Zou ik wat van waarde achterbleef in hun huis, hebben gestolen?
Dat zijn de keuzes waar je voor komt te staan als onderworpene van een vreemde bezettingsmacht. En misschien zie je die vragen niet eens, maar kijk je alleen maar naar wat jou kan helpen om het vege lijf te redden.
Ik krijg een sterke bewondering voor 'onze jongens en meiden' in Afghanistan, die daar in een soortgelijke en tegelijkertijd extra gecompliceerde toestand aan 'vrede werken' (zoals dat heet).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten