maandag 20 april 2009

lijdzaam

Mijn verlate — maar wat is laat als het gaat om opstanding, verrijzenis, nieuw leven — gedachten rond Pasen.

Is het Christelijk geloof iets voor gemankeerde sadomasochisten? Werp je een blik in een willekeurige RK kerk, dan ben je geneigd dat te beamen. Prominent in elke ‘roomse’ kerk hangt een crucifix. Een voorstelling van Jezus, gespijkerd op een kruis. En om de nek van velen—kerks of niet—hangt een miniatuurkruis, in zilver of goud. Als de favouriete Romeinse terechtstelling dood door ophanging was geweest zou dat een edelmetalen stropje zijn.

Afgezien van de vraag of je überhaupt wel afbeeldingen (of films, of musicals) mag of kunt maken van zoiets verschrikkelijks, kent de kerkgeschiedenis duizenden ’martelaren’. Mannen, vrouwen, kinderen die alles, hun leven, over hadden voor hun geloof. Ze werden/worden gemarteld, monddood gemaakt, opgesloten, uitgewezen, belachelijk gemaakt. Ze worden geëerd als ’heiligen’ en krijgen als zodanig hun eigen standbeeld. En hun sterfdag is de datum waarop ze herdacht worden. Je zou de indruk kunnen krijgen dat het daar om gaat in het Christendom: „Pijn is fijn, bloed is goed, lijden moet.”

We hoeven maar om ons heen te kijken: lijden is overal. Lijden in het groot, in het klein. Ouders die hun kinderen overleven, terminale ziekten, eenzaamheid, hufterigheid, ruzie, scheiding, honger, oorlog. Ach, we zien het dagelijks op het journaal of maken het aan den lijve mee.

Maar christenen zwelgen daar niet in. Zij zijn er slachtoffer van, net als iedereen.
Met Kerst dachten we aan God die de minste wil zijn en zich aan ons, in deze wereld, verbindt. Door mens te worden. Dat betekent: te lijden. Want het leven is niet ’leuk’ [om die verschrikkelijke term maar te gebruiken], al zijn er aardige momenten. In de 40dagentijd [de lijdenstijd] gedenken we dat. Gedenken we het lijden dat ons aangedaan wordt, dat ons overkomt, het lijden dat we niet willen. En we verbinden dat lijden met de weg van Jezus. Een schijnbaar doodlopende weg.

Zijn woorden, zijn daden, zijn optreden was met name de ’rafelmensen’ van zijn tijd uit het hart gegrepen; de mensen die strompelend, met pijn en moeite trachten te leven en te overleven met elkaar en met God. De rijken en ogenschijnlijk voorspoedigen zegt hij de wacht aan. Hij zet grote vraagtekens bij de gewone gang van zaken, de gevestigde belangen, de gestolde geloofstraditie. En dat brak hem op, zo’n boodschap moest wel tot uitsluiting leiden, letterlijk. Jezus’ voortijdige einde komt eigenlijk niet als een verrassing — hij werd tenslotte niet veroordeeld en gekruisigd omdat ze hem zo’n leuke peer vonden.

Jezus’ lijden tijdens zijn leven en voorafgaande aan zijn dood was niet wat hij zocht. Hij ’zwelgde’ er niet in, was er niet trots op, vroeg zich herhaaldelijk af of dit nu wel de wil van zijn Vader was. Hij wilde er onderuit komen, maar hij besefte uiteindelijk dat het hoorde bij de weg van de waarheid die tot leven leidt. En hij maakte de grote leegte mee van de godverlatenheid.

„Schijnbaar doodlopende weg”. Want Jezus’ weg tot aan het kruis en in de dood, is de hoeksteen van het Christendom geworden, vanwege wat er op volgt. Het Christendom kan eventueel bestaan zonder kerstverhalen, maar niet zonder de verhalen van Passie en Opstanding. Jezus’ dood zonder meer, is het zoveelste tragische verhaal van een goed mens die ten onder gaat aan het kwaad. Een verhaal van velen en dus op zichzelf niet bijzonder [helaas].

Goddank is er een komma in het Jezus-verhaal. Een monumentale komma: „Gekruisigd, gestorven en ten derde dage wederom opgestaan.” Jezus ging de weg van de graankorrel. De graankorrel die ’begraven’ wordt om op de juiste tijd nieuw leven voort te brengen. Dat vindt de graankorrel niet fijn [voorzover je dat van graankorrels kunt zeggen], maar het is zijn ’doel’. Jezus verkondigde en leefde die weg. En God zag dat het goed was en deed hem verrijzen, want de dood is het einde niet [hoogstens een vijand] en God wil het volle leven voor zijn mensen. Jezus’ trouw aan die boodschap tot in de dood, is het doel waarvoor hij leefde.

Ik kan het lijden niet voorkomen, ik kan het niet kleiner maken dan het is. Zelfs Jezus kon dat uiteindelijk niet. Maar omdat ik dat weet, weet ik ook waar ik met mijn pijn, mijn lijden naartoe kan. Ik heb een Adres en een Adressant. Ik kan mijn nood klagen. Niet het uitschreeuwen in een leeg heelal zonder echo.

Echter, God is meer dan dat, meer dan een Postbus 51 of een SOS Telefonische hulpdienst. God klaagt zelf ook, Hij klaagt aan. Roept ter verantwoording. Hij roept de mensen dringend op om nu eindelijk eens werk te maken van die grote woorden als vrede, gerechtigheid en heelheid. Ongeveer zoals Jezus dat deed, die met daad en woord liet zien dat het mogelijk is: dat liefde alles mogelijk maakt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten