maandag 4 mei 2009

openbaar

Terug naar het gedenkwaardige jaar 1959 en het zegenrijke werk van de ’Stichting Voor Esthetische Vorming Door Middel Van De Radio, In Woord En Beeld’: Openbaar Kunstbezit.

Blijkens het Woord Vooraf in de verzamelband van de 3de jaargang was de cursus Openbaar Kunstbezit een groot succes „[…] zodat, zoals nog kort geleden onze staatssecretaris, Excellentie Höppener dat formuleerde, men hem zelfs niet meer kan wegdenken uit onze samenleving […].”

Uit het Woord Vooraf maak ik op dat de cursisten wekelijks een reproductie van een kunstwerk uit één der Nederlandse musea kregen toegezonden en dat in een radiopraatje van 10 minuten het betreffende kunstwerk werd uitgelegd door een hoogleraar kunstgeschiedenis, museumdirecteur, of curator. En de cursisten kregen een vrijkaart voor vijftig Nederlandse musea.

„Ons bestuur en onze medewerkers hebben immers de taak om veertig weken lang in tien minuten tijds bijna honderdduizend abonnees en een veelvoud daarvan aan luisteraars en lezers vol aandacht te boeien, hun iets te leren, hun vreugde te geven, hun enig inzicht te verschaffen, kortom hen door middel van de radio in woord en beeld op een voor ieder bevattelijke wijze kunstzinnig te vormen op het gebied der beeldende kunsten.”


Zo ging dat in 1959, toen alles nog in orde was en staatssecretarissen met Excellentie en alleen hun achternaam werden aangeduid en hun uitspraken met ontzag werden geciteerd.

Maar er waren wel veranderingen gaande:
„Wij leven in een land waarin wij gelukkig nog in vrijheid kunnen kiezen en waarderen, een land waarin wij ook in vrijheid tot oordeelsvorming kunnen geraken. De toeneming van onze communicatiemiddelen en van onze verspreidingsmogelijkheden, is in de laatste jaren enorm vergroot. Het goedkope pocketboek dat thans vrijwel overal te verkrijgen is, komt tegemoet aan onze toegenomen honger naar lectuur bij de besteding van meer vrije tijd. Naast die leeshonger staat het verschijnsel van een bijkans onverzadigbare begeerte naar beelden en voorstellingen. Wij dragen daar met onze vier miljoen reprodukties per jaar het onze toe bij.”


Aldus Prof. Dr. J. G. van Gelder, voorzitter van Openbaar Kunstbezit.

In die jaren waren in de coupés van de Nederlandse Spoorwegen door Van Gelder’s stichting opgehangen reproducties te bewonderen (dat men toentertijd met een ’k’ spelde, terwijl de spellingchecker dat nu met een ’c’ wil schrijven).

Van Gelder tekent wel aan:
”Een reproduktie legt slechts een herinnering aan het geziene min of meer vast. Zij is geen evenbeeld. Evenals onze tekst is zij een interpretatie van het origineel. Tekst en reproduktie zijn benaderingen. Ook ons gesproken woord is een poging het origineel recht te doen wedervaren. Het gesproken woord is zeker niet overbodig. […] Het gesproken woord geeft door de nadruk, door het tempo van de snelheid, door de kleur of de warmte van de stem iets mee dat het geschreven woord niet vermag.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten