Mijn verlate — maar wat is laat als het gaat om opstanding, verrijzenis, nieuw leven — gedachten rond Pasen.
Is het Christelijk geloof iets voor gemankeerde sadomasochisten? Werp je een blik in een willekeurige RK kerk, dan ben je geneigd dat te beamen. Prominent in elke ‘roomse’ kerk hangt een crucifix. Een voorstelling van Jezus, gespijkerd op een kruis. En om de nek van velen—kerks of niet—hangt een miniatuurkruis, in zilver of goud. Als de favouriete Romeinse terechtstelling dood door ophanging was geweest zou dat een edelmetalen stropje zijn.
Afgezien van de vraag of je überhaupt wel afbeeldingen (of films, of musicals) mag of kunt maken van zoiets verschrikkelijks, kent de kerkgeschiedenis duizenden ’martelaren’. Mannen, vrouwen, kinderen die alles, hun leven, over hadden voor hun geloof. Ze werden/worden gemarteld, monddood gemaakt, opgesloten, uitgewezen, belachelijk gemaakt. Ze worden geëerd als ’heiligen’ en krijgen als zodanig hun eigen standbeeld. En hun sterfdag is de datum waarop ze herdacht worden. Je zou de indruk kunnen krijgen dat het daar om gaat in het Christendom: „Pijn is fijn, bloed is goed, lijden moet.”
We hoeven maar om ons heen te kijken: lijden is overal. Lijden in het groot, in het klein. Ouders die hun kinderen overleven, terminale ziekten, eenzaamheid, hufterigheid, ruzie, scheiding, honger, oorlog. Ach, we zien het dagelijks op het journaal of maken het aan den lijve mee.
Maar christenen zwelgen daar niet in. Zij zijn er slachtoffer van, net als iedereen.
Met Kerst dachten we aan God die de minste wil zijn en zich aan ons, in deze wereld, verbindt. Door mens te worden. Dat betekent: te lijden. Want het leven is niet ’leuk’ [om die verschrikkelijke term maar te gebruiken], al zijn er aardige momenten. In de 40dagentijd [de lijdenstijd] gedenken we dat. Gedenken we het lijden dat ons aangedaan wordt, dat ons overkomt, het lijden dat we niet willen. En we verbinden dat lijden met de weg van Jezus. Een schijnbaar doodlopende weg.
Zijn woorden, zijn daden, zijn optreden was met name de ’rafelmensen’ van zijn tijd uit het hart gegrepen; de mensen die strompelend, met pijn en moeite trachten te leven en te overleven met elkaar en met God. De rijken en ogenschijnlijk voorspoedigen zegt hij de wacht aan. Hij zet grote vraagtekens bij de gewone gang van zaken, de gevestigde belangen, de gestolde geloofstraditie. En dat brak hem op, zo’n boodschap moest wel tot uitsluiting leiden, letterlijk. Jezus’ voortijdige einde komt eigenlijk niet als een verrassing — hij werd tenslotte niet veroordeeld en gekruisigd omdat ze hem zo’n leuke peer vonden.
Jezus’ lijden tijdens zijn leven en voorafgaande aan zijn dood was niet wat hij zocht. Hij ’zwelgde’ er niet in, was er niet trots op, vroeg zich herhaaldelijk af of dit nu wel de wil van zijn Vader was. Hij wilde er onderuit komen, maar hij besefte uiteindelijk dat het hoorde bij de weg van de waarheid die tot leven leidt. En hij maakte de grote leegte mee van de godverlatenheid.
„Schijnbaar doodlopende weg”. Want Jezus’ weg tot aan het kruis en in de dood, is de hoeksteen van het Christendom geworden, vanwege wat er op volgt. Het Christendom kan eventueel bestaan zonder kerstverhalen, maar niet zonder de verhalen van Passie en Opstanding. Jezus’ dood zonder meer, is het zoveelste tragische verhaal van een goed mens die ten onder gaat aan het kwaad. Een verhaal van velen en dus op zichzelf niet bijzonder [helaas].
Goddank is er een komma in het Jezus-verhaal. Een monumentale komma: „Gekruisigd, gestorven en ten derde dage wederom opgestaan.” Jezus ging de weg van de graankorrel. De graankorrel die ’begraven’ wordt om op de juiste tijd nieuw leven voort te brengen. Dat vindt de graankorrel niet fijn [voorzover je dat van graankorrels kunt zeggen], maar het is zijn ’doel’. Jezus verkondigde en leefde die weg. En God zag dat het goed was en deed hem verrijzen, want de dood is het einde niet [hoogstens een vijand] en God wil het volle leven voor zijn mensen. Jezus’ trouw aan die boodschap tot in de dood, is het doel waarvoor hij leefde.
Ik kan het lijden niet voorkomen, ik kan het niet kleiner maken dan het is. Zelfs Jezus kon dat uiteindelijk niet. Maar omdat ik dat weet, weet ik ook waar ik met mijn pijn, mijn lijden naartoe kan. Ik heb een Adres en een Adressant. Ik kan mijn nood klagen. Niet het uitschreeuwen in een leeg heelal zonder echo.
Echter, God is meer dan dat, meer dan een Postbus 51 of een SOS Telefonische hulpdienst. God klaagt zelf ook, Hij klaagt aan. Roept ter verantwoording. Hij roept de mensen dringend op om nu eindelijk eens werk te maken van die grote woorden als vrede, gerechtigheid en heelheid. Ongeveer zoals Jezus dat deed, die met daad en woord liet zien dat het mogelijk is: dat liefde alles mogelijk maakt.
maandag 20 april 2009
vrijdag 17 april 2009
antroposofisch
En dit is een antroposofische kijk op Jezus' verrijzenis, maar of het er inzichtelijker van wordt?
Pasen — de diepere betekenis
De Christelijke kerken vieren met Pasen dat Christus is opgestaan uit de dood, nadat Hij op Goede Vrijdag voor onze zonden is gestorven. Aan dat laatste wil ik niets afdoen, maar er zijn meer redenen waarom de gebeurtenissen op Goede Vrijdag en Pasen hebben plaatsgevonden.
De schepping van alle natuurrijken (mineralen, planten, dieren en mensen) was een daad van God de Vader in de geestelijke wereld. Zijn hele schepping bevond zich in de geestwereld, er was nog niets fysieks of stoffelijks aan. Heel langzaam, stapje voor stapje heeft die schepping zich steeds meer verdicht, is kouder en harder geworden, tot de vaste vorm was bereikt die we nu kennen. Via warmte, gasvormigheid, de vloeibare vorm, tot uiteindelijk in de aardse vorm van nu.
De schepping is a.h.w. uitgekristalliseerd vanuit de geest in de stof. Je zou het kunnen vergelijken met een glas water waarin zout is opgelost. Je denk dat je alleen water ziet (geest), maar als je het water laat verdampen (de geest trekt zich terug), zie je langzamerhand het zout tevoorschijn komen en op het laatst is er alleen nog maar het uitgekristalliseerde zout te zien.
De schepping was daarmee ten einde. Harder dan hard kan niet. Verder verwijderd van de geest kan niet. De schepselen zijn nu verder verwijderd van hun Schepper dan ooit. Dat heeft wel opgeleverd dat we vrij zijn in ons denken. We zijn nu zo vrij dat we zelfs met grote innerlijke overtuiging kunnen zeg-gen dat God of een geestwereld niet bestaat. Maar wat nu?
Je zou kunnen zeggen dat de hele schepping tot in de stof een soort uitademing van God de Vader was. Na een uitademing volgt een inademing. Langzamerhand zal de aarde zich dus weer vergeestelijken, totdat alle natuurrijken, inclusief de mens, weer in de geestelijke wereld zijn opgenomen. Echter, de mens heeft nu de vrijheid om daar wel of niet actief aan deel te nemen. Om mee te bepalen hoe die nieuwe geestelijke wereld er uit zal zien. Of de menselijke ervaringen en de scheppingen van de mens daarin een plaats zullen krijgen of niet.
Daarom heeft God de Vader Zijn Zoon, het Christuswezen, naar de aarde gestuurd, om de mensen te leren hoe ze de stof, de materie, kunnen vergeestelijken. Daarom is God de Zoon gestorven, om voor te doen hoe je een stoffelijk, fysiek lichaam, kunt omvormen tot een opstandinglichaam. Er kan alleen sprake zijn van opstanding na de dood. Het Christuswezen moest dus door de dood gaan en is daarom ingedaald in Jezus van Nazareth bij de doop in de Jordaan. Er is een God werkelijk mens geworden en die Mens is opgestaan uit de dood met een opstandinglichaam en is daardoor ons voorbeeld geworden.
Natuurlijk is dat voor de mens niet in één leven te doen. Wij zullen daar vele levens voor nodig hebben. Wij zullen onze scheppingen moeten omvormen tot een bepaalde geestelijke vorm, want die nieuwe wereld zal geen fysieke, stoffelijke wereld meer zijn. Christus zal die nieuwe wereld bouwen, maar wel met de materialen die wij Hem zullen aanreiken. Er kan niets achterblijven, want in die nieuwe wereld bestaat geen materie meer.
We zouden kunnen zeggen dat het toen voor Jezus Christus een koud kunstje was, want Hij was tenslotte God, maar dat is een misverstand. God de Zoon is werkelijk mens geworden. Ook Hij is door de fysieke dood gegaan en vóór die tijd heeft Hij dezelfde Godverlatenheid moeten doormaken die wij ook in ons leven ervaren. Niet voor niets sprak Hij aan het kruis de woorden: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” Het was een offer en een pure daad van liefde dat een goddelijk wezen zich zo met de mensheid en het mensenlot heeft verbonden. Hij heeft voorgeleefd hoe wij onze huidige en toekomstige klus moeten klaren en staat ons daarin dagelijks terzijde, maar laat ons vrij in de keuze Hem daarin te volgen. Dat geeft de devote stemming op Goede Vrijdag en de hoop en kracht met Pasen om vol vertrouwen, maar uiteraard met een levensgrote eigen verantwoordelijkheid, de toekomst in te gaan.
zondag 12 april 2009
weer op tijd
Zo zag Grunewald in de 16e eeuw het gebeuren dat we vandaag gedenken.
Maar deze tekenen zullen hen die geloven volgen: in mijn naam zullen zij demonen uitwerpen, in nieuwe talen spreken: slangen zullen ze optillen en zelfs als ze iets dodelijks drinken zal het hen niet schaden; zieken zullen zij handen opleggen en die zullen beter worden! (Evangelie volgens Marcus 16:17)
vrijdag 10 april 2009
goed
woensdag 8 april 2009
wit
Voor Witte Donderdag doen we er goed aan te overdenken wat J. A. H. Futterman van de Virtual Church of the Blind Chihuahua™, (www.dogchurch.org) te zeggen heeft:
He sat at table leading his friends in a Seder, a combination of banquet and religious celebration. Some of what he and his friends said and did may survive to this day in the Haggadah, the little book of prayers and hymns Jews use at Passover. The man himself had no Haggadah, because it would not be written until a generation after his death. Still, one can imagine the blessings, the recital of the story of the Exodus of Israel from slavery in Egypt, the wine, the meal, the good fellowship, the children’s games, and the songs.
At one point the leader breaks bread — matzoth, because no yeast-bread is consumed during Passover in memory of the Israelites having no time to let their bread rise when they left Egypt. He hands the pieces to all present and asks them to remember him whenever they eat the Passover matzoth, to remember that they draw spiritual nourishment from his presence.
After the dinner and the hymns he takes the extra cup of wine — perhaps the one left in hospitality for any stranger who might come, and which would later be called the cup of Elijah — and passes it around for all to drink. Again he asks them to remember him whenever they drink wine at Passover, to remember that their life is in him, and to remember his sacrifice. It is the last time he will celebrate Passover, for tomorrow the Romans will arrest him and, at the urging of the priests, put him to death. And every one of his friends will, in their own way, betray him.
He was the leader of yet another religious revitalization movement within Judaism, which was simmering with such movements. Israel was again under the domination of a foreign power, Rome, the new Babylon, and people thought that only a return to the true faith would induce God to free them. But Christianity, the movement founded by the charismatic faith-healing rabbi of this Passover story would grow beyond Judaism to absorb and become influenced by the entire Greco-Roman world.
Before that happened the Jewish revolts against Roman oppression in the first and second centuries triggered waves of persecution. The Christians, who by this time included Greeks and Romans unfamiliar with Jewish customs, made as great a distinction between themselves and Jews as possible, in order to avoid being persecuted with them. As a result Christians and Jews were persecuted separately rather than together, and developed a mutual animosity.
What began with Romans persecuting Jews and Christians together proceeded with Jewish Romans like Paul persecuting Christians and ended with Roman Christians persecuting Jews. Christianity had forgotten its roots in Judaism and had fallen into the error of playing religion as a team sport with Christ as its mascot, rather than its Captain.
As this parting of the ways deepened, Christians celebrated a complete agape meal, or ‘love feast,’ for which they were accused of having orgies, but forgot that their meal originated in the Passover Seder (for which the Jews, who prized red wine for the occasion, were accused of drinking blood, even though consuming blood is strictly forbidden by Jewish dietary laws). Then the meal itself was discarded as the Church grew too big for it, leaving only the Communion wine and wafer, and a prejudice by which Christians would prove themselves crucifiers like everyone else.
I think it’s time for Christians to find out what the Last Supper was like by getting friendly enough with Jewish families to get invited to their Seders once in a while. After all, we were once one community, and we hope that one way or another we will be again. Seder is an experience that must be lived rather than described, and a very important part of it (a religious requirement, in fact) is to have a good time. It might also teach Christians a thing or two about ‘family values.’
Of course, if it goes against your belief, don’t do it. On the other hand, some of my Catholic friends occasionally take one of my Jewish friends to Synagogue. I think I’ll go myself — it’s been a long time.
maandag 6 april 2009
kluister
In mijn geboortestad is er een Staringstraat. O.a. hierom (het rijmt, dat is tenminste iets):
Lentezang
Vol bloeisel van boven,
vol bloemen omlaag,
staan velden en hoven
en bomen, en haag.
De vrolijkheid dartelt
in klaverrijk gras
zij wemelt, zij spartelt,
in vlieten en plas.
[…]
Geen nevelig duister
bedekt meer het veld.
Geen blinkende kluister
die ‘t beekje meer knelt.
Ontvlucht nu de steden,
wie de vreugde begeert.
Ontvlucht ze nog heden:
de lente regeert!
A. C. W. Staring [1767–1840]
Lentezang
Vol bloeisel van boven,
vol bloemen omlaag,
staan velden en hoven
en bomen, en haag.
De vrolijkheid dartelt
in klaverrijk gras
zij wemelt, zij spartelt,
in vlieten en plas.
[…]
Geen nevelig duister
bedekt meer het veld.
Geen blinkende kluister
die ‘t beekje meer knelt.
Ontvlucht nu de steden,
wie de vreugde begeert.
Ontvlucht ze nog heden:
de lente regeert!
A. C. W. Staring [1767–1840]
zondag 5 april 2009
ui
[Namaak 'natuur' bij mij in de buurt]
Wat ik bedacht sinds de lente is uitgebroken: dat ik ook vanaf mijn balkon geen uitzicht heb op natuur. Ik zie wel bomen en struiken en wat verdwaalde narcissen, maar die staan tussen huizen en gebouwen “die flat heten maar hoog en onontkoombaar zijn” (zoals ik ooit dichtte).
Mijn natuurbeleving wordt ook niet echt gevoed wanneer ik voor m’n werk langs de bochten van de Vecht heen & weer ga. Dat is mooi fietsen, maar doorheen cultuurlandschap. Alleen de luchten zijn natuurlijk, hoewel vliegmasjiens de boel vervuilen en onzichtbare uitlaatgassen. Maar al fietsend moet ik niet te veel naar de lucht kijken, anders beland ik in de sloot of erger.
Alleen als ik bij regen of/en wind voor mijn woon-werkverkeer de bus neem zou ik van de lucht kunnen genieten, ware het niet dat die uit de aard der zaak egaal grijs & grauw is.
Misschien dat ik daarom zo onder de indruk ben van het gulle landschap van Gulpen e.o. (Z. Limburg). Met al de akkers is dat ook geen ‘echte’ natuur, maar door de bosschages, meanderende beken & stromen en de hoog/laag verschillen en een enkele boerenhofstede doet het geheel natuurlijker aan.
Ik heb ooit vijf jaren in Gebrook geleefd (Hoensbroek, voor mensen van boven de grote rivieren) en sindsdien word ik verteerd door heimwee. En dat wee is na het weekend dat ik onlangs doorbracht in het Limburgse zo hevig geworden dat het bijna pijn doet.
Ik ben een geboren & getogen allochtone Tukker en ik kom nog regelmatig (maar veel te weinig volgens mijn ouders) in Twente, maar ik heb er geen heimwee naar, hoewel het Twentse landschap rond Denekamp/Ootmarsum dezelfde kenmerken vertoont als boven beschreven over Limburg.
Wat zal dat nou zijn?
Wat ik bedacht sinds de lente is uitgebroken: dat ik ook vanaf mijn balkon geen uitzicht heb op natuur. Ik zie wel bomen en struiken en wat verdwaalde narcissen, maar die staan tussen huizen en gebouwen “die flat heten maar hoog en onontkoombaar zijn” (zoals ik ooit dichtte).
Mijn natuurbeleving wordt ook niet echt gevoed wanneer ik voor m’n werk langs de bochten van de Vecht heen & weer ga. Dat is mooi fietsen, maar doorheen cultuurlandschap. Alleen de luchten zijn natuurlijk, hoewel vliegmasjiens de boel vervuilen en onzichtbare uitlaatgassen. Maar al fietsend moet ik niet te veel naar de lucht kijken, anders beland ik in de sloot of erger.
Alleen als ik bij regen of/en wind voor mijn woon-werkverkeer de bus neem zou ik van de lucht kunnen genieten, ware het niet dat die uit de aard der zaak egaal grijs & grauw is.
Misschien dat ik daarom zo onder de indruk ben van het gulle landschap van Gulpen e.o. (Z. Limburg). Met al de akkers is dat ook geen ‘echte’ natuur, maar door de bosschages, meanderende beken & stromen en de hoog/laag verschillen en een enkele boerenhofstede doet het geheel natuurlijker aan.
Ik heb ooit vijf jaren in Gebrook geleefd (Hoensbroek, voor mensen van boven de grote rivieren) en sindsdien word ik verteerd door heimwee. En dat wee is na het weekend dat ik onlangs doorbracht in het Limburgse zo hevig geworden dat het bijna pijn doet.
Ik ben een geboren & getogen allochtone Tukker en ik kom nog regelmatig (maar veel te weinig volgens mijn ouders) in Twente, maar ik heb er geen heimwee naar, hoewel het Twentse landschap rond Denekamp/Ootmarsum dezelfde kenmerken vertoont als boven beschreven over Limburg.
Wat zal dat nou zijn?
Abonneren op:
Posts (Atom)