Het beest komt hijgend en snuivend op me af. Het heft zich
half op en raakt mijn onderbeen aan met zijn voorpoten. Ik ben hier niet van
gediend en wijk achteruit. Maar de liftcabine waarin ik me bevind heeft weinig ruimte
en ik ben al snel in een hoek gedrongen.
Dan zegt ’het baasje’ de onvermijdelijke woorden: „Hij doet niks hoor” en trekt aan de riem die hem verbindt met de bulldog-achtige variant van de Canis lupus familiaris.
„Maar ik wel”, zeg ik binnensmonds.
’Het baasje’ heeft me toch verstaan en werpt me een blik toe van ongeloof vermengd met afkeer en trekt de hond nog dichter naar zich toe.
Dan piept de lift
dat we op de vierde etage zijn gekomen, waar ik er uit moet. Ik schuif langs de
wand en de honde-eigenaar naar buiten. We zijn allemaal opgelucht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten