In 1971 verscheen de eerste druk van
Theory of Justice, van John Rawls. Daarin wordt het liberaal individualisme politiek-theoretisch onderbouwd.
Een aantal Amerikaanse filosofen, sociologen en politicologen vonden elkaar in hun bezorgde reacties op het toentertijd gezaghebbende werk. In Rawls’ noties van marktwerking, ruilverkeer en eigenbelang misten zij vooral de rol die ‘de gemeenschap’ (Engels: ‘community’) kan spelen.
De belangrijkste communitaristen, Taylor, Sandel, MacIntyre en Walzer, waarschuwden in hun publicaties tegen de uitwassen van het ongebreidelde liberalisme: solidariteit, broederschap, naastenliefde en gemeenschapszin zouden meer en meer in het geding komen. In de loop van de jaren tachtig verbreedde dit debat zich tot een algemene cultuurkritiek op de moderne – Amerikaanse – samenleving.
Het communitarisme werd tevens een pleidooi voor de herwaardering van traditionele sociale instanties als het gezin, de kerk, de lokale gemeenschap en het vaderland. Niet voor niets werd gekozen voor ‘communitarisme’ (‘communitarianism’, in het Engels) als naam voor deze nieuwe denkstroming. Het communitarisme gaat niet uit van (de rechten van) het individu, maar redeneert vanuit 'community', de gemeenschap.
Wat eind jaren ‘80 nog de zorg is van een groep academici, wordt dan uiteindelijk in 1993 door socioloog Amitai Etzioni tot een echte sociale beweging gemaakt: het ‘Communitarian Network’ wordt opgericht. Doelstelling: tegenwicht bieden aan 'breakdown in the moral fabric of society'. Middelen: debatten, dialogen, conferenties en geschriften.
Volgens Etzioni c.s. is een persoon niet een vrij zwevend atoom – de liberale opvatting – maar (onder)deel van een samenleving. Personen komen immers voort uit samenlevingsverbanden, en ze worden ook gevórmd door die gemeenschappen (gezin, school, werk, vriendenkring) waarin zij hun leven leiden. De samenleving zelf wordt gezien als een ‘gemeenschap van gemeenschappen'.
Etzioni’s nieuwe vuistregel voor een ethiek van die samenleving luidt dat elk lid van de gemeenschap op basis van vrijwilligheid ethisch, sociaal en vanuit wederzijds respect dient te handelen en samenleven.
Mede in kader van deze overwegingen voegde ik mij op dinsdagavond vóór 30 april 2010 bij een groepje van 7, 8 medebewoners van mijn woonflat, na een oproep van de Bewonerscommissie, in een poging om het kwetsbare samenlevingsverband van mijn naaste leefomgeving te versterken.
Dit door het ophangen van oranje vlaggetjesslingers van boom naar lantaarnpaal langs de rondweg om het flatgebouw.
Die flapperen nu nog steeds vrolijk in de wind, ondanks mijn donkere voorspellingen dat ze na twee dagen wel afgerukt en vertrapt in de bosjes zouden liggen.
Het idee was enige vrolijkheid voor Koninginnedag. Maar er werd ook al vooruitgekeken naar juni, wanneer er een internationale voetbalcompetitie schijnt te beginnen.
Nu heb ik helemaal niks met voetbal. En ik heb een bijna fysieke afkeer van de communitaristische massapsychose die 'supporters' bevangt wanneer 'onze' ploeg voetjebal gaat spelen met teams uit andere landen, wat geloof ik eenmaal per 4 jaar voorkomt (hopelijk).
Mij word momenteel door grootgrutter Dirk (waar ik mijn meeste boodschappen doe) 'Handjes' opgedrongen, welke ik geacht word te sparen en er dan een bordspel mee te spelen. Het zijn plastic bolletjes in verschillende kleuren met een mond, ogen en beentjes en één handje uitstekend aan de bovenkant, alsof er een afschuwelijke operatieve fout is begaan. Het zouden aliens kunnen zijn uit een mindere aflevering van
Doctor Who.
Ik vind 'Handjes' het minst toepasselijk bij zoiets als voetbal. En ik ben me nu aan het bezinnen hoever ik van Etzioni c.s. moet gaan om een in hun ogen verantwoord lid te zijn van de gemeenschap.
Ik vind het dan ook jammer dat Dirk geen Handje heeft dat het meest mijn gemeenschapsgevoelens in dit opzicht laat zien: de opgestoken middelvinger.