zondag 20 juli 2008

occlusaal

In de Victoriestad zag ik een billboard (zo geheten omdat er meestal schaars geklede heren en dames op afgebeeld staan—de juiste vertaling moet dan ook zijn ‘billenbord’) met een reclame-uiting voor Da Vinci Tandheelkundig centrum:
Naast algemene tandheelkunde kunt u ook terecht voor kindertandheelkunde, orthodontie en angstbehandeling. Kies voor een behandeling […] met de modernste apparatuur.
Nu weet ik niet veel van tanden, protheses, kronen of/en bruggen (behalve dat ik een tandheelkundige behandeling wel zou kunnen gebruiken, maar er niet voor verzekerd ben). Maar de link tussen de Renaissanceman en (kunst)gebitten ontging mij ten enen male. Da Vinci had waarschijnlijk rotte kiezen en net zo waarschijnlijk was ¾ zonder verdoving getrokken. En om dan als tandarts je bedrijf naar uitgerekend hèm te noemen? Of heeft hij het kunstgebit uitgevonden? ik zie hem d'r wel voor aan; hij was toch met alles de eerste.
Voor zulke vragen is het interweb uitgevonden.
En ja hoor, na een paar klikken en een espressootje of twee kwam ik m.b.v. Copernic terecht bij een scriptie van Irmen de Vries. En nu was het verband duidelijk. Zoals het menselijk lichaam standaardverhoudingen heeft, welke Da Vinci als eerste opmat en in formules en schema's zette, geldt dit ook voor individuele tanden. Tenmeeste, dat is wat ik er van begrijp. En vandaar de link tand/Leonardo.
“Elke tand is net zo bijzonder en kenmerkend als een vingerafdruk.” Om een tand te analyseren en om zijn articulatiefuncties te begrijpen moeten we alle functies terugbrengen naar zijn oorsprong. Deze functies zijn ondergebracht in het concept “Occlusaal Kompas”. Rond 1490 tekende Leonardo da Vinci de Man van Vitruvius. Na anatomisch onderzoek en vergelijkingen met mannelijke lichamen, trok hij de conclusie dat er terugkomende vergelijkingen zijn tussen mensen hun lichaamverhoudingen. Dit vinden we ook terug bij de schedel. Hierbij hebben de oren, ogen, neus en mond allemaal dezelfde lichaamsverhouding. Het is ook in de mond verder door te voeren. Dit is onderzocht door Michael Heinz Polz en in 2001 wetenschappelijk bewezen, hieruit volgde de naam het "occlusaal kompas" voor dit concept.
Zegt De Vries. Hoe het precies zit, leest u zelf maar. Uit het verklarende woordenlijstje bij zijn scriptie citeer ik slechts het volgende, omdat vakjargon zo prachtig is, juist voor oningewijde proleten zoals ik.
antagonist = een gebitselement in de ene kaak, tegenover het gebitselement van de andere kaak.
articulatie = 1. het glijdend contact tussen een of meer gebitselementen van de onderkaak met een of meer elementen van de bovenkaak (een dynamische contactverhouding); 2. de beweging in een gewricht.
approximaal = grenzend aan.
buccaal = aan de wangzijde.
centrale occlusie = 1. de occlusie waarbij de onderkaak zich in centrale relatie t.o.v. de schedel bevindt; 2. de maximale occlusie waarbij de onderkaak zich in de scharnieraspositie bevindt.
centrale relatie = 1. relatie van de onderkaak t.o.v. de schedel waarvan het Frankfurter vlak horizontaal verloopt, waarbij de beide kaakkopjes zich in de meest ongedwongen dorsale stand in de fossaearticulares bevinden; 2. de meest dorsaalwaartse scharnieraspositie van de onderkaak.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten